De werkgroep politieke vernieuwing kabbelt rustig verder. Vandaag komt het statuut van de Kamervoorzitter aan bod, en de V&W-fractie heeft hierover vier concrete voorstellen klaar. Een overzicht.
1 Een eerste voorstel betreft de verkiezing van de Kamervoorzitter. In het Belgische systeem wordt dit mandaat aan een partij toebedeeld bij de regeringsvorming. De partij die het mandaat krijgt, beslist dan wie op de voorzittersstoel mag kruipen. Het zijn dus de partijvoorzitters die de Kamervoorzitter kiezen. De Kamerleden zelf hebben geen vat op de aanwijzing van hun voorzitter. Het parlement staat hier machteloos in zijn hemd.
De V&W-fractie kiest voor een Nederlands model. Er wordt een profielschets opgesteld waar de Kamervoorzitter moet aan beantwoorden. Kamerleden kunnen zich kandidaat stellen. Ze moeten toelichten waarom ze een goede Kamervoorzitter kunnen zijn. Vervolgens volgt een geheime stemming. Belangrijk is alvast dat de aanduiding van de Kamervoorzitter niet langer onderdeel is van de regeringsvorming. Zo breken we met de particratie. In ons voorstel kan de voorzitter dus ook iemand van de oppositie zijn.
2 Een tweede voorstel betreft de nevenactiviteiten van de parlementsvoorzitter (Kamer en Senaat). Voor ons geen lidmaatschap meer van de adviesraad van Telenet of wat dan ook. De voorzitters van Kamer en Senaat mogen geen andere mandaten, ambten of functies uitoefenen, tenzij met toestemming van de wetgevende vergadering. De beslissing hierover is openbaar, zodat er een sociale controle mogelijk is.
Omdat de parlementsvoorzitter de voorzitter van alle parlementsleden moet zijn – en niet zomaar de vertegenwoordiger van één partij of van de regering -, mag de parlementsvoorzitter ook geen functies uitoefenen in de bestuursorganen van zijn partij.
3 Tot nu toe is het in de feiten zo dat een parlementsvoorzitter onafzetbaar is. De V&W-fractie dient dan ook een voorstel in om een motie van wantrouwen tegen de parlementsvoorzitter mogelijk te maken. Maakt een voorzitter het te bont, dan kan hij worden afgezet en vervangen. Sommigen zullen zich nog de zaak-Lizin (2005) herinneren. Senaatsvoorzitster Anne-Marie Lizin (PS) had een brief gestuurd naar een magistraat over een rechtsgeding. Ondanks alle commotie bleef Lizin Senaatsvoorzitter. Ook hier breken we mee.
4 Ten slotte is er de vergoeding van de Kamervoorzitter. Voor de meerderheidspartijen mag de Kamervoorzitter nog evenveel verdienen als de eerste minister vermeerderd met 1 euro: de premier-norm. Dit komt er op neer dat hij niet langer maandelijks 16.000 euro verdient maar nog ‘slechts’ 11.000 euro. Hier houdt men de kiezer voor de gek. Het standpunt van de V&W-fractie is duidelijk. De verloning van de Kamervoorzitter mag maximaal anderhalf keer de vergoeding van een gewoon Kamerlid bedragen. En ook dit is nog altijd een heel mooie maandwedde.
Zoals steeds, zijn dit geen ballonnetjes. We pakken de koe bij de horens met concrete voorstellen.