Taalwetgeving en Brussel, het wil maar niet lukken. Maar hoe zit de vork aan de steel? Wie is bevoegd om de taalwet te doen naleven? De Brusselse ministers Vanhengel en Smet geven niet thuis. Federaal minister van Binnenlandse Zaken Jambon wast zijn handen in onschuld. Iedereen steekt de kop in het zand. Maar er is wel een V&W-wetsvoorstel. Wij steken onze kop niet in het zand.
We brachten het vorige week aan het licht in een opiniestuk op Knack.be: de taalwet wordt te Brussel niet nageleefd. Slechts 77,63 procent van de beslissingen over statutaire personeelsleden is in overeenstemming met de taalwet. Maar het kan veel slechter. Bekijkt men de beslissingen over contractuele personeelsleden, dan is slechts 10,29 procent in overeenstemming met de taalwetgeving. In 2015 ligt dit cijfer nog lager en is zelfs maar 8,9 procent in orde met de taalwet. Het zijn bedroevend lage cijfers.
Jambon wast zijn handen in onschuld
Op parlementaire vragen over de toepassing van de taalwet te Brussel antwoordt minister van Binnenlandse zaken Jan Jambon (N-VA) steevast dat hij niet bevoegd is voor de handhaving van de taalwet. Hij verwijst naar de Brusselse regering. Zo antwoordt hij op een van onze vragen: ‘Ik heb akte genomen van het verslag over de toepassing van de taalwetgeving in bestuurszaken van de vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. Ik wijs het geachte lid er echter op dat artikel 7 van de Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der Instellingen de bevoegdheid betreffende de naleving van de taalwetgeving in bestuurszaken expliciet en exclusief bij ieder bevoegd Gewest heeft gelegd’.
De minister verwijst hier naar artikel 7, § 1, lid 1 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980. Maar datzelfde artikel kent ook een tweede lid dat stelt: ‘Het eerste lid doet echter geen afbreuk aan de bevoegdheid van de federale overheid en van de gemeenschappen om, met betrekking tot aangelegenheden die tot hun bevoegdheid behoren, zelf een specifiek administratief toezicht te organiseren en uit te oefenen’. En dat tweede lid vermeldt de minister niet …
Het is juist dat het administratief toezicht op de beslissingen van de gemeenten en OCMW’s wordt uitgeoefend door Brusselse instellingen. Dit is het ‘gewoon administratief toezicht’. Voor beslissingen van de gemeenten is de voogdijoverheid de Brusselse regering, voor beslissingen van OCMW’s is dat het verenigd college van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Het zijn dezelfde Brusselse excellenties die zetelen in beide organen. Dus ook Vlamingen, zoals Guy Vanhengel (Open VLD) en Pascal Smet (sp.a).
Vanhengel en Smet geven niet thuis
De Raad van State heeft herhaaldelijk beslist dat wanneer een beslissing in strijd is met de taalwet, de Brusselse voogdijoverheid deze moet vernietigen. Men andere woorden, het is van moeten. Toch doet de Brusselse voogdijoverheid dit niet. In 2015 is aan de vice-gouverneur welgeteld één vernietiging overgemaakt, in 2016 geen enkele. De Vlamingen in de Brusselse instellingen schieten hier schromelijk tekort. Vanhengel en Smet doen hier doodleuk aan mee.
Maar ook de federale overheid is mededader bij de voortdurende overtreding van de taalwet. Er bestaat immers niet alleen het ‘gewoon administratief toezicht’, maar ook een ‘specifiek administratief toezicht’.
Waar de handhaving bij de gewesten ligt, blijft de federale overheid bevoegd voor de taalwet te Brussel: een typisch Belgisch kluwen inzake bevoegdheidsverdeling. Nu stelt artikel 7, § 1, lid 2 in alle duidelijkheid dat de federale overheid voor haar bevoegdheden een specifiek administratief toezicht kan instellen. En de taalwet te Brussel is een federale bevoegdheid. Dit is ook wat wij doen in ons wetsvoorstel: een specifiek administratief toezicht instellen.
Over ons wetsvoorstel is advies gevraagd aan de Vaste Commissie voor taaltoezicht (VCT). Op 24 mei 2017 heeft de VCT in verenigde afdelingen – dit wil zeggen Nederlandstaligen en Franstaligen samen – onze visie bevestigd. De VCT adviseert dat de federale wetgever ‘iemand of een orgaan kan gelasten met dit toezicht en de eindbeslissing van dit toezicht, zoals de vernietiging van het betrokken besluit’.
Wanneer de minister van Binnenlandse Zaken verklaart dat hij niets kan doen, is dit juridisch fout. Het advies van de VCT bewijst dit.
Bovendien bestaat er reeds een beperkt specifiek administratief toezicht. De taalwet kent voor het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad een vice-gouverneur die belast is met het toezicht op de toepassing van de taalwet. Deze vice-gouverneur heeft nu al de bevoegdheid om beslissingen van lokale besturen die in strijd zijn met de taalwet te schorsen. Maar deze schorsing duurt slechts 40 dagen. Na 40 dagen is ze opgeheven, tenzij ze wordt bevestigd door de Brusselse regering (indien het een gemeente betreft) of door het college van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (indien het een OCMW betreft). En dit laatste gebeurt welhaast nooit.
Het is echter mogelijk om de bevoegdheden van de vice-gouverneur uit te breiden. Hij kan dan de beslissing niet alleen schorsen, maar ook vernietigen. Dit is het wetsvoorstel dat de V&W-fractie heeft ingediend. Het kan dus.
Gaat ons voorstel in tegen de communautaire standstill? Neen. Communautaire standstill wil toch niet zeggen dat bestaande wetgeving niet moet worden toegepast?
V&W-voorstel is geen herfederalisering
Het kabinet-Jambon antwoordt in De Tijd dat ze deze bevoegdheid niet willen herfederaliseren. Wij willen dat ook niet. Ons voorstel is geen herfederalisering. Er wordt helemaal niet geraakt aan de huidige bevoegdheidsverdeling. De gewesten blijven bevoegd voor het toezicht op de lokale besturen. We maken gewoon gebruik van de mogelijkheden die de huidige bevoegdheidsverdeling biedt.
Hopelijk stopt de federale minister van Binnenlandse Zaken nu met zijn handen in onschuld te wassen. Indien hij dat wil, dan kan hij er voor zorgen dat de taalwet te Brussel wordt nageleefd. En het is niet omdat de Vlaamse ministers in de Brusselse regering zwaar tekort schieten, dat de federale minister van Binnenlandse Zaken ook zwaar tekort moet schieten. Dit lijkt op een spelletje waar de ene Zwarte Piet de andere Zwarte Piet verwijt zwart te zijn.
En laten we nu even ernstig zijn. De taalwet is van openbare orde en moet ten allen tijde door de besturen worden toegepast. De Brusselse Franstalige gemeentebesturen en OCMW’s lappen dit reeds jarenlang aan hun laars. Ze doen dit op de meest flagrante wijze. Mochten de Vlamingen voor een keer niet een ‘afwezige meerderheid’ (Lode Claes) zijn, dan hebben ze het lef om aan de Franstalige Brusselaars in alle duidelijkheid te zeggen: jullie passen de taalwet niet toe te Brussel, wel dan passen wij de taalwet ook niet meer toe in de faciliteitengemeenten. Maar dit veronderstelt dat ook de Vlaamse regering geen ‘afwezige regering’ is.
En zo komen we tot een fundamentele vraag: waarom mogen de Franstaligen de taalwet wel naast zich neerleggen en de Vlamingen niet? Komt het door het door Franstaligen geroemde ‘pacte des belges’? Blijkbaar wel!
Dit stuk verscheen op Doorbraak.be