Wanneer men het heeft over de oprichting van een Mensenrechteninstituut wordt vaak verwezen naar ‘internationale verplichtingen’ of ‘internationale engagementen’. Zelden komt aan bod over welke verplichtingen het precies gaat. ‘Communis error non facit ius.’ Veerle Wouters en Hendrik Vuye schrijven over Wetstraatpraatjes en activistische instituten in een opiniestuk op Doorbraak.be.
Wanneer iedereen mechanisch blijft herhalen dat er een internationale verplichting bestaat, dan gaat iedereen het nog geloven ook
Zo ook in het regeerakkoord van de regering-Michel (2014). Men leest er: ‘Conform onze internationale engagementen, zal een nationaal mensenrechtenmechanisme worden opgericht’. Niets meer, niets minder. De beleidsverklaring-2017 van minister van Justitie Koen Geens (CD&V) verwijst naar ‘onze internationale engagementen’. Ook staatssecretaris Zuhal Demir (N-VA) heeft het vaak over de ‘internationale verplichtingen’. Wanneer iedereen mechanisch blijft herhalen dat er een internationale verplichting bestaat, dan gaat iedereen het nog geloven ook. Maar bestaat er wel een internationale verplichting tot oprichting van een Mensenrechteninstituut of is dit een zoveelste Wetstraatpraatje?
De Principes van Parijs
De beleidsverklaring-2014 van toenmalig staatssecretaris Elke Sleurs (N-VA) licht een tipje van de sluier op. Ze verwijst naar de ‘Principes van Parijs’. De ‘Principes de Paris’ of de ‘Paris principles’ (1991) werden goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (resolutie A/RES/48/134) op 20 december 2014. Tot hier klopt het verhaal. Alleen is dergelijke resolutie niet bindend voor de leden van de Verenigde Naties.
We hebben dan maar een parlementaire vraag gesteld aan huidig staatssecretaris voor Armoedebestrijding en Gelijke kansen Zuhal Demir. Ook zij verwijst vaak naar ‘internationale verplichtingen’. De staatssecretaris bevestigt nu dat de resolutie niet bindend is. Exit dus de Principes van Parijs als internationale verplichting.
OPCAT-verdrag van de VN
Wanneer we in plenaire vergadering van de Kamer minister van Justitie Koen Geens (CD&V) op de rooster leggen, verwijst hij naar het OPCAT-verdrag van de Verenigde Naties. Is dit dan die intussen beruchte ‘internationale verplichting’? OPCAT staat voor Optional Protocol to the Convention Against Torture. Dit is het Facultatief Protocol bij het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of mensonterende behandeling of bestraffing (New York, 18-12-2002).
Dit protocol bepaalt echter niet dat er een algemeen nationaal Mensenrechteninstituut moet komen. Het beoogde doel is veel beperkter. Lidstaten die toetreden tot het protocol moeten een ‘onafhankelijk nationaal preventiemechanisme’ ter voorkoming van foltering oprichten. Deze nieuwe nationale instantie kan plaatsen bezoeken ‘waar zich personen bevinden die van hun vrijheid beroofd zijn’. Dit ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling. Exit OPCAT als internationale verplichting tot oprichting van een nationaal mensenrechteninstituut.
Wat zijn de plannen: gaan we nog een kotje bijbouwen?
De ‘internationale verplichting’ om een nationaal mensenrechteninstituut op te richten, bestaat dus niet.
De ‘internationale verplichting’ om een nationaal mensenrechteninstituut op te richten, bestaat dus niet. Het is een Wetstraatpraatje. Het laat toe om de burgers in de kiezersval te lokken: we zijn tegen, maar we doen het omdat het moet, we kunnen echt niet anders. Het kan wel anders. Indien er een nationaal mensenrechteninstituut wordt opgericht, dan is het omdat de regering-Michel het zo wil. Dan is het omdat het in het regeerakkoord staat.
Er bestaan reeds talrijke mensenrechteninstituten. Naar slechte Belgische gewoonte hebben we ze opgedeeld, ditmaal per mensenrecht. Er is Unia, het migratiecentrum Myria, de privacycommissie (nu: ‘Gegevensbeschermingsautoriteit’), het Instituut voor de Gelijkheid van Mannen en Vrouwen, de Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind (NCRK)… Er is ook een kluwen aan statuten. Nu eens gaat het om een instituut opgericht bij samenwerkingsakkoord met de deelstaten, soms is het een onafhankelijke overheidsinstelling, dan weer iets anders. We hebben dit dus echt wel op zijn Belgisch geregeld.
Nu blijkt dat de regering nog een nieuw instituut zal oprichten of nog een kotje bij gaat bouwen. In de Kamer laat Koen Geens immers verstaan dat hij een akkoord had met voormalig staatssecretaris Elke Sleurs. Hij stelt: ‘Het mensenrechteninstituut … wordt een mechanisme dat Unia, Myria en het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen zal overkoepelen. Ook de Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind zal erin worden geïntegreerd’.
Het plan om een overkoepelend orgaan op te richten is al te gek. In plaats van kotjes bij te bouwen, zou de regering beter renoveren. De wonderbaarlijke veelvuldigheid aan mensenrechteninstituten kan samensmelten tot één instituut. We hebben dit reeds lang geleden gesteld in de Kamer en staatssecretaris Demir lijkt ons voorstel genegen. Dit zou alvast zorgen voor meer efficiëntie en het kan ook een belangrijke besparing opleveren. Unia alleen kost meer dan 8 miljoen euro per jaar.
Het activistische vaarwater van Unia en Myria
Geert Hoste is alvast een fervent voorstander van een nationaal mensenrechteninstituut, evenals vele mensenrechtenspecialisten. Zo’n instituut moet onder meer nagaan of wetsvoorstellen en wetsontwerpen mensenrechten-proof zijn. Een lovenswaardige taak, zij het dat de Raad van State dit reeds doet.
Het EVRM huldigt geen recht op migratie.
Het probleem ligt elders. Men moet de zaken durven benoemen. Indien het nationaal mensenrechteninstituut nu zo moeilijk ligt, dan is het omdat de ervaringen uit het verleden ronduit negatief zijn. Unia heeft het alvast verkorven bij vele Vlamingen die de instelling zien als een activistische gedachtepolitie. Het is genoegzaam bekend. Ook Myria getuigt vaak van ideologische vooringenomenheid. De soevereiniteit van de staat om vrij te beslissen wie tot het grondgebied wordt toegelaten, is voor Myria ondergeschikt aan mensenrechten. Zo leest men letterlijk in het laatste jaarverslag: ‘De kern van grondrechten is dat ze geen territoriale inperking kennen, met name in de context van het Europees asiel- en migratiebeleid dat meer en meer impact ressorteert buiten het Europese grondgebied’. Een merkwaardige visie, want ze is flagrant in strijd met de rechtspraak van het Mensenrechtenhof. Het Hof oordeelt dat het EVRM een ‘instrument is van de Europese publieke orde’. Het verdrag is dus niet overal ter wereld van toepassing. Het EVRM huldigt geen recht op migratie. Grondrechten kennen dus wel degelijk een territoriale inperking. Waarom schrijft Myria dan net het omgekeerde?
Myria ziet een ‘spanningsveld tussen de verdediging van de prerogatieven van de soevereine staat en de verdediging van grondrechten’. Dergelijk spanningsveld is onbestaande. Het is net het trekken van grenzen dat het mogelijk maakt om rechten toe te kennen. De grondrechten van de Belgische Grondwet gelden voor al wie zich op het grondgebied bevindt. Het EVRM is van toepassing op al diegenen die zich onder de rechtsmacht bevinden van een staat die tot het verdrag is toegetreden.
Myria geeft een activistische interpretatie aan mensenrechten. Mensenrechten rechtvaardigen in deze visie een recht op migratie. Dit heeft echter niets meer te maken met mensenrechten zoals deze vervat zitten in de Belgische Grondwet en in het EVRM. Het is een politiek standpunt, geen juridisch.
Dat gaat niet over mensenrechten, maar wel over door de overheid gesubsidieerd activisme.
Mensenrechten zijn belangrijk, ze zijn een verbindend element tussen alle burgers. We willen de vrije mening, het recht op privacy, het recht op een eerlijk proces, het recht op vereniging… toch niet missen? Dit zijn net de waarden van de Verlichting. Het eerbiedigen van de mensenrechten behoort tot onze manier van leven. Hoe belangrijk we mensenrechten ook vinden, een nationaal mensenrechteninstituut dat de lijn doortrekt van Unia en Myria heeft geen zin. Dat gaat niet over mensenrechten, maar wel over door de overheid gesubsidieerd activisme. Het activisme van Unia en Myria heeft de mensenrechten een bijzonder slechte dienst bewezen. Het heeft de mensenrechten in een negatief daglicht gesteld en net dat kunnen we missen als kiespijn.
We moeten de mensenrechten ernstig nemen, maar dan ook heel ernstig. Indien men in naam van de mensenrechten vindt dat de godsdienstvrijheid toelaat om in een boerka rond te lopen in Vlaanderen, dan is er iets mis met de mensenrechten. Toch is net dit standpunt verdedigd geweest door eminente professoren mensenrechten. Gelukkig werden ze tegengesproken door het Grondwettelijk Hof en door het Mensenrechtenhof. Ook voor de mensenrechten bestaat er nog gerechtigheid.