25 voorstellen voor een modern koningschap

In hun boek “De maat van de monarchie” formuleren Wouters en Vuye 25 concrete voorstellen voor een modern koningschap. Voor hent rijmt monarchie niet op democratie. Maar ze zijn lucide genoeg om te weten dat er geen politieke meerderheid bereid is om de monarchie af te schaffen. Bovendien vereist dit een grondwetsherziening en dus een tweederdemeerderheid in Kamer en Senaat. In afwachting is het wel de plicht om de monarchie zo goed mogelijk in overeenstemming te brengen met de democratie. Vandaar volgende 25 voorstellen die er naar streven om de ‘republikeinse monarchie’ die het nationaal congres in 1831 voor ogen had aan te passen aan de noden van een moderne en sociale democratie.

1 Algemene stelregel: de koning schikt zich naar de adviezen van zijn ministers die hiervoor aanspreekbaar zijn voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers. De koninklijke functie wordt ontdaan van elke schijn van politieke macht.

2 Geadopteerde en buitenechtelijke kinderen zijn niet gerechtigd tot troonsopvolging, volgens artikel 85 van de Grondwet. Deze discriminatie wordt geschrapt.

3 De onschendbaarheid van de koning wordt beperkt tot de handelingen gesteld bij de uitoefening van zijn functie. Bijvoorbeeld in familiezaken (de affaire-Delphine Boël) heeft deze immuniteit geen bestaansreden.

4 Het verbod de kroon te ontbloten mag nooit tot gevolg hebben dat de rechtsbescherming van een burger wordt aangetast. Stukken waaruit blijkt hoe een maatregel tot stand is gekomen in overleg tussen koning en minister mogen niet langer uit de debatten geweerd worden. Het recht op een eerlijk proces vereist dit.

5 Majesteitsschennis en aanverwante misdrijven worden geschrapt. Deze wetgeving is volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in strijd met de vrijheid van meningsuiting.

6 De specifieke regeling voor het getuigenis in strafzaken (art. 510 e.v. Wetboek Strafvordering) wordt geschrapt. Deze regeling staat haaks op het recht op een eerlijk proces.

7 Een wet koninklijk huis, naar Nederlands voorbeeld, maakt een duidelijk onderscheid tussen koninklijk huis en koninklijke familie. Voor alle leden van het koninklijk huis geldt de ministeriële verantwoordelijkheid van zodra hun handelen het openbaar belang raakt. De ministers zijn hierover aanspreekbaar voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers. De maat van de monarchie.

8 De medewerkers van de koning worden niet langer benoemd bij ‘huisbesluit’, maar bij koninklijk besluit, dus met medeondertekening van een minister. De kabinetschef van de koning heeft een informatieverplichting ten opzichte van de regering. Hij verschaft aan de minister die het aanbelangt, alle inlichtingen die voor de uitoefening van de taak van de minister van belang kunnen zijn.

9 De verouderde instelling van de kroonraad en de ministers van staat worden afgeschaft.

10 De civiele lijst wordt opgedeeld in een deel ‘vergoeding’ en een deel ‘werking en personeel’. Op het deel vergoeding heft de staat personenbelasting. De uitgaven ten laste van het deel werking en personeel worden gecontroleerd door het Rekenhof. De Kamer van Volksvertegenwoordigers moet jaarlijks deze rekeningen goedkeuren.

11 De wet van 27 november 2013 op de jaarlijkse dotaties wordt gemoderniseerd. De onverenigbaarheden worden aangescherpt, de controle van de uitgaven ten laste van het deel werking en personeel gebeurt door het Rekenhof, de Kamer van Volksvertegenwoordigers moet de rekeningen goedkeuren, verworpen werkingskosten worden in mindering gebracht van de eerstvolgende dotatie.

12 Zowel voor de civiele lijst als voor de dotaties moeten er duidelijke toewijzingsregels zijn over wat er gebeurt met een overschot op het deel ‘werking en personeel’. Dit wordt overgedragen naar het volgende werkingsjaar. Enkel mits akkoord van de Kamer bij het goedkeuren van de rekeningen, kunnen reserves worden aangelegd.

13 Dotaties moeten nauw verband houden met de koninklijke functie (bijvoorbeeld de troonopvolger of een gewezen koning die troonsafstand deed). Dotaties die louter persoonlijke gunsten zijn doven uit. De dotaties toegekend aan prinses Astrid en prins Laurent doven uit over een periode van vijf jaar. Publieke gelden dienen niet om koningskinderen te onderhouden. De maat van de monarchie.

14 Toespraken door de koning gebeuren namens de regering en vertolken het standpunt van de regering. Het moet duidelijk zijn dat de koning geen eigen standpunt vertolkt. De toespraak naar aanleiding van kerstmis wordt afgeschaft, gelet op de scheiding tussen kerk en staat.

15 De koning beperkt zijn handelen tot bevoegdheden van de federale staat. Hij laat zich op geen enkele wijze in met de bevoegdheden van de deelstaten. Meer in het bijzonder laat hij zich niet in met de buitenlandse handel. Dit is een bevoegdheid van de gewesten. Het federale agentschap voor buitenlandse handel wordt afgeschaft.

16 De bevoegdheden die de koning uitoefent ten opzichte van het parlement (bijeenroepen kamers, verdagen van de kamers, ontbinden van de kamers, …) worden toevertrouwd aan de voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers.

17 Wetten worden gestemd door het parlement, de koning moet deze niet langer goedkeuren. De bekrachtiging en de afkondiging van de wetten komt toe aan de voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. In een democratie is het niet wenselijk dat een niet-verkozen staatshoofd zijn instemming betuigt met een wet.

18 De uitvoering van de wetten wordt toevertrouwd aan de bevoegde minister. Hij is hiervoor aanspreekbaar voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers.

19 Het genaderecht van de koning wordt afgeschaft. Dergelijke bevoegdheid hoort thuis bij de strafuitvoeringsrechtbanken en niet bij de uitvoerende macht.

20 Het verlenen van adellijke titels wordt afgeschaft. Dit is een restant van het ancien régime en past niet bij een moderne democratie die het gelijkheidsbeginsel huldigt.

21 Het recht van de koning om te worden geïnformeerd, te waarschuwen en aan te moedigen (Walter Bagehot) wordt verlaten. Zo’n politiek handelen veronderstelt een democratische legitimiteit die de koning mist. In een democratie richt de koning zich naar het oordeel van de ministers. Zij putten hun legitimiteit uit de steun die ze genieten van een meerderheid in de Kamer van Volksvertegenwoordigers.

22 In afwachting van een algehele herziening van de bevoegdheden van de koning, worden zijn bevoegdheden geïnterpreteerd als gebonden bevoegdheden. De koning heeft dus geen enkele beleidsruimte en volgt het advies van zijn ministers.

23 Naar Nederlands voorbeeld wordt de formatie van regeringen toevertrouwd aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers. De koning mist de democratische legitimiteit die de Kamer heeft. Zo komen na verkiezingen de verkozenen van het volk aan zet en niet een niet-verkozen staatshoofd.

24 De bemiddelende rol die aan de koning wordt toegeschreven bij regeringscrisissen wordt toevertrouwd aan de voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers.

25 Een modern koningschap is niet alleen een koningschap ontdaan van alle politieke macht, maar tevens van elke schijn van politieke macht. De regering waakt hierover en is hiervoor aanspreekbaar voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers.